Last van een (PVV-) stigma? Zou dat gecompenseerd moeten worden door een vergoeding?
Een werknemer – werkzaam bij de Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie Partij voor de Vrijheid (PVV) – verzoekt de kantonrechter om zijn arbeidsovereenkomst te ontbinden. Hij heeft zich ziek gemeld omdat bij een te hoge werkdruk ervoer. Tijdens een beoordelingsgesprek heeft de werknemer medegedeeld dat hij per direct zijn werkzaamheden beëindigde en dat hij een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter had ingediend. De werknemer verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden en toekenning van bijna EUR 210.000,- aan billijke vergoeding, en EUR 12.500,- aan transitievergoeding.
De werknemer ervaart extreme werkdruk en er is sprake van een verstoorde verhouding met een Kamerlid. Als gevolg van de problematische werkverhoudingen gebruikt de werknemer nu een antidepressivum . Hij verwacht niet meer aan het werk te komen doordat aan hem door de uitlatingen van de fractievoorzitter van de PVV een “PVV-stigma” kleeft. Reden waarom hij aanspraak maakt op bijna EUR 210.000,- aan billijke vergoeding op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de Stichting. Het bedrag is gebaseerd op het inkomensverlies dat hij verwacht te zullen lijden gedurende de periode vanaf de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst tot aan zijn pensionering.
De Stichting voert geen verweer tegen het ontbindingsverzoek maar stelt dat de overige verzoeken moeten worden afgewezen. De Stichting betwist dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en ziet geen grond voor toekenning van een billijke vergoeding. De Stichting erkent dat de werkdruk hoog is maar van een buitensporige werklast is volgens haar geen sprake. De Arbeidsinspectie heeft dat ook niet geconstateerd. Bovendien is de werkdruk bespreekbaar. Iedere keer dat werknemer de werkdruk aan de orde stelde, zijn ook daadwerkelijk maatregelen genomen ter beperking van zijn werkdruk. Sinds 2014 heeft werknemer de werkdruk niet meer aan de orde gesteld.
De kantonrechter weegt af
De Stichting heeft gemotiveerd betwist dat zij de werknemer heeft blootgesteld aan een extreme werkdruk. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer in het licht van het gemotiveerde verweer van de Stichting zijn betreffende stellingen onvoldoende nader heeft onderbouwd. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Stichting kan daarom in dit verband niet worden aangenomen.
Voor toekenning van een billijke vergoeding is alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De kantonrechter overweegt dat de billijke vergoeding uitsluitend in relatie staat tot het verwijtbaar handelen dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft, zodat ander verwijtbaar handelen daarin niet, althans niet zonder meer, wordt betrokken.
Het gestelde “PVV-stigma”, wat daar ook van zij, vormt voor werknemer niet de aanleiding voor zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Derhalve is het gestelde “PVV-stigma” geen grond om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat, voor zover werknemer op goede gronden vreest dat hij door het “PVV-stigma” niet meer aan ander werk komt, de transitievergoeding die de Stichting heeft aangeboden in de financiële gevolgen daarvan voorziet.
Arbeidsrechtelijke kwesties? Neem contact op met MRM Advocatuur voor een vrijblijvende afspraak: T: 030 – 28 19 700 / E: info@mrmadvocatuur.nl
Vindplaats uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2017:1034