De wettelijke verhoging, de stok achter de deur om salaris tijdig te voldoen…

Onlangs mocht een kantonrechter zich uitlaten over de gevolgen van te late salaris betaling. Het geval was als volgt. Er is geconstateerd dat de werkgever bij de toepassing van de CAO fouten heeft gemaakt. Zij heeft naar aanleiding daarvan salaris aan werknemer nabetaald, totaal ruim € 21.000 en daarnaast ruim € 2.100 aan ‘bijkomende kosten ‘.

De werknemer vordert in deze procedure bijna € 8.500 aan wettelijke verhoging, ruim € 2.100 wettelijke rente en bijna € 1.000 aan buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter weegt af:

‘De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Hierbij is van belang dat werkgever het loon aan werknemer waarvan beide partijen dachten dat dit haar loon was, steeds tijdig heeft betaald. Pas later werd duidelijk dat de CAO onjuist is toegepast en dat werknemer recht op meer loon had. Werknemer suggereert weliswaar dat werkgever haar bewust te weinig loon heeft betaald, maar dat dit daadwerkelijk zo is blijkt nergens uit.

Het is weliswaar de verantwoordelijkheid van werkgever om de CAO juist toe te passen en haar werknemers datgene te betalen waarop zij op grond van de CAO recht hebben, maar artikel 7:625 BW is niet bedoeld als straf voor niet opzettelijk gemaakte fouten in de loonberekening, zeker niet als het loon waarvan zowel werkgever als werknemer dénken dat dit het juiste loon is, wél tijdig wordt betaald. Elk andersluidend oordeel komt er voor een werknemer op neer dat hij er beter op kan hopen dat zijn werkgever een fout maakt in de loonberekening omdat dit dan op grond van artikel 7:625 BW tot een (forse) ‘loonsverhoging’ kan leiden. Dit zou onaanvaardbaar zijn.’

Niet onvermeld kan hierbij blijven dat werkgever wél rente over het niet betaalde loon van werknemer verschuldigd is. De kantonrechter acht dit in de gegeven omstandigheden een afdoende schadevergoeding.’

De rechter oordeelt dat rente tot bijna € 1.500 toewijsbaar is en de buitengerechtelijke incassokosten van bijna € 1.000 eveneens. De rechter overweegt dat de werkgever al ruim € 2.100 aan bijkomende kosten heeft voldaan, reden waarom er een toe te wijzen bedrag rest van € 370.

Omdat van het door werknemer gevorderde bedrag van ruim € 11.500  slechts € 370 toewijsbaar blijkt te zijn, ziet de kantonrechter daarin aanleiding te bepalen dat beide partijen de eigen kosten voor deze procedure zullen dragen.
Advies bij het instellen van (of verweer tegen) een loonvordering? Neem eens contact op voor een vrijblijvende afspraak: maarten@mrmadvocatuur.nl

Vindplaats uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2016:7057

, , ,